Het motto van dit boek is een citaat uit het boek Job: "Ik roep u om hulp, maar u antwoordt niet. Ik sta voor u, maar u wilt mij niet zien". Die noodkreet vormt de kern van dit uitzichtloze verhaal over een zeer eenzaam meisje. Mariska woont alleen met "het monster", een tirannieke vrouw die haar dochter emotioneel mishandelt. Ze laat haar dochtertje thuis de onzinnigste werkjes opknappen, verbiedt alle vriendschap, laat haar niet meegaan op schoolreis, slingert haar zonder verpozen de meest gemene verwijten naar het hoofd. Het woord 'moeder' krijgt Mariska niet één keer over haar lippen, maar ze probeert zich wel sterk te houden door zich af te schermen. Zo creëert het meisje een eigen fantasiewereld, die bevolkt wordt door haar "kopkinderen", die ze toespreekt en die haar nodig hebben. Daar vindt ze moed en troost. Op school probeert ze signalen uit te zenden, maar ze is te stil en te braaf en ze valt te weinig op. Pas wanneer het monster weigert om haar te laten meegaan op …
Lees verder
Het motto van dit boek is een citaat uit het boek Job: "Ik roep u om hulp, maar u antwoordt niet. Ik sta voor u, maar u wilt mij niet zien". Die noodkreet vormt de kern van dit uitzichtloze verhaal over een zeer eenzaam meisje. Mariska woont alleen met "het monster", een tirannieke vrouw die haar dochter emotioneel mishandelt. Ze laat haar dochtertje thuis de onzinnigste werkjes opknappen, verbiedt alle vriendschap, laat haar niet meegaan op schoolreis, slingert haar zonder verpozen de meest gemene verwijten naar het hoofd. Het woord 'moeder' krijgt Mariska niet één keer over haar lippen, maar ze probeert zich wel sterk te houden door zich af te schermen. Zo creëert het meisje een eigen fantasiewereld, die bevolkt wordt door haar "kopkinderen", die ze toespreekt en die haar nodig hebben. Daar vindt ze moed en troost. Op school probeert ze signalen uit te zenden, maar ze is te stil en te braaf en ze valt te weinig op. Pas wanneer het monster weigert om haar te laten meegaan op schoolreis, onderneemt meester Bart actie. Hij komt bij haar thuis, voelt de sfeer aan en doet wat extra moeite. Mariska legt zich gedwee neer bij een halsstarrig 'neen' van haar moeder, maar meester Bart laat niet af. Hij overtuigt haar moeder om ze dan wel mee te sturen op zomervakantie. Mariska kan een week herademen en komt enigszins gesterkt thuis; de kopkinderen heeft ze niet meer nodig.
Kolet Janssen heeft zich bijzonder goed ingeleefd in de eenzaamheid van Mariska. De derde persoon is een belevende 'zij', die geen afstand schept maar Mariska van binnen en buiten uit observeert. Dat gebeurt in rake beelden: Mariska die haar angst voor de "plintduiveltjes" op de trap overwint, Mariska die hoopvol een klein katje in haar handen houdt dat de moeder dan weer scheldend buitenschopt, Mariska die fietst langs het kanaal, weg van thuis, maar uiteindelijk toch niet kan vluchten... Janssen zet Mariska's gedachten en daden neer in korte zinnen, die de indruk van stilte en eenzaamheid nog versterken. Uiterlijk reageert het meisje niet, maar haar emoties kan je wel voelen in de reacties van haar kopkinderen. Het portret van Mariska is sterk, indrukwekkend en aangrijpend, maar ook eenzijdig. Want hoe wordt Mariska precies sterker? Wat deed het zomerkamp precies met haar? Is het inzicht dat het ooit wel eens overgaat voldoende om nog jaren op die manier verder te leven? Voor kinderen vanaf 11 jaar, voor wie het verhaal bedoeld is, blijft de evolutie te vaag en het uitzicht te weinig hoopvol. Is er hoop op duurzame hulp?
Het korte nawoord van kinderpsychiater Peter Adriaenssens wijst op het belang van "de eerste stap", iemand die de moed heeft om signalen op te vangen. Dat is wat Kolet Janssen met dit boek deed: een heel sterk signaal geven, maar voor een kinderboek is dit net niet genoeg. [Jet Marchau]
Verberg tekst